Bep kon zelfs niet meer praten en slikken

Drukte om zich heen, daar kan Bep (57) nog steeds niet goed tegen sinds zij anderhalf jaar geleden een herseninfarct kreeg. In een rumoerige omgeving kan zij zich niet goed concentreren en wordt ze snel moe. Haar overgevoeligheid voor drukte is een verschijnsel dat veel voorkomt bij mensen met hersenletsel. Gezonde hersenen filteren voortdurend achtergrondruis weg, bij hersenletsel werkt dat filter vaak niet meer goed. De stemmen van mensen die verderop in de gang met elkaar staan te praten komen dan even hard binnen als de stem van iemand met wie je in gesprek bent. Met vallen en opstaan heeft Bep geleerd hiermee om te gaan. Als zij ’s ochtends op haar werk arriveert, zoekt zij een computer in een rustig hoekje op. Van haar manager mag ze als het uitkomt administratief werk ook thuis doen: ‘Daar doe ik in een kwartier wat me op mijn afdeling een uur kost. ’  

 

Praten en slikken

Dat Bep nog steeds moeite heeft met drukte is maar een klein probleem als je bedenkt hoe zij er anderhalf jaar geleden voor stond. Toen kon zij door het infarct niet meer praten en slikken. Zelfs bij het eten moest ze worden geholpen. En dat terwijl Bep juist gewend was om voor anderen te zorgen. Ze werkte 36 uur per week in een zorginstelling in Den Bosch, op een afdeling waar vooral veel ouderen revalideren na een ziekte of operatie. Opeens was Bep zelf patiënt die zorg nodig had en moest revalideren.  ‘Zo loop je op een afdeling voor mensen te zorgen, en zo lig je zelf aan het infuus en mag je niet zonder toestemming van de dokter uit bed om even naar de wc te gaan.’ 

 

Knokken

Maar Bep is er niet het type naar om bij de pakken neer zitten. Met behulp van een logopediste leerde ze weer praten en slikken.  ‘Het was oefenen, oefenen, oefenen,’ zegt ze hier over. Nu kan ze weer zelfstandig eten en praat ze vloeiend. ‘Hoewel ik nog vaak ‘televisie’ zeg als ik ‘telefoon’ bedoel, dat krijg ik er maar niet uit.’ En ze werkt weer dertig uur per week op haar eigen afdeling. Maar de weg terug van het herseninfarct naar haar werk ging niet vanzelf, ze heeft er hard voor moeten knokken. ‘Al na twee maanden stimuleerde de logopediste mij weer een keer mijn afdeling te bezoeken, gewoon om die eerste stap te zetten. Dat was enorm confronterend, ook voor mijn collega’s. Ik heb de hele afdeling overstuur gemaakt, sommigen moesten huilen. Iedereen kende mij als iemand met energie voor tien – en nu kon ik niks meer.’

Die eerste ‘werkdag’ duurde dan ook maar een kwartier, waarna Bep uitgeput en geëmotioneerd naar huis terugkeerde.

 

Eigen tempo

Een half jaar na het herseninfarct was ze voldoende hersteld om een paar uur per dag te kunnen werken. ‘In het begin deed ik alleen kleine klusjes. Een bed opmaken, koffie zetten, werkzaamheden waarbij ik niet direct contact met patiënten had. Praten ging nog steeds moeizaam en ik was snel moe. Gelukkig hielden mijn collega’s heel goed rekening met mij. De bedrijfsarts en mijn teammanager waren ook begripvol en gaven mij alle ruimte om mijn taken in mijn eigen tempo uit te breiden.’

Om Bep daar in te ondersteunen, stelde de teammanager voor een coach van NAH-Werktraject in te schakelen. ‘Eerlijk gezegd had ik geen idee wat ik daar van moest verwachten.’

 

Hartverwarmende reacties

Sanne, de coach van NAH-Werktraject was onder de indruk van de positieve, open houding die ze bij Bep aantrof. ‘Ze is een droomcliënt, want ze doet enorm haar best en wil alles proberen en oppakken,’ vertelt ze. ‘Tijdens ons eerste gesprek hebben we besloten dat ze een brief aan haar collega’s ging schrijven om uit te leggen wat er met haar aan de hand was. Daarna hebben we samen de reacties besproken. Die waren hartverwarmend. Het feit dat haar collega’s zo welwillend en leuk zijn, heeft haar enorm geholpen.’

Bij de derde ontmoeting vergezelt Sanne Bep tijdens haar dagelijkse werk. ‘Dan word je echt een spiegel voorgehouden,’ zegt Bep. ‘Dingen die ons opvielen bespraken we steeds.’ Zo kwamen zij erachter dat Bep zich niet van patiënt naar patiënt moet haasten, maar heel bewust tussendoor haar rust moet nemen.

‘Ik ben ook een keer van zeven tot negen in de ochtend met Bep naar haar werk meegegaan,’ vertelt Sanne. ‘Want dan draagt de ploeg van de nachtdienst de patiënten over aan de collega’s van de dagdienst. Toen kwamen we tot de conclusie dat het heel belangrijk is dat Bep dan patiënten overneemt die bij elkaar in de buurt aan dezelfde gang liggen. Dan hoeft ze niet steeds einden heen en weer te lopen en houdt ze het overzicht. ’

 

Zelfonderzoek

Naast het bedenken van praktische oplossingen nemen Bep en Sanne ook tijd voor reflectie en zelfonderzoek. ‘We hebben veel gesprekken gevoerd,’ vertelt Sanne. ‘Hoe hoog wil jij de lat voor jezelf leggen? Waarom eis je zoveel van je zelf? Hoeveel is je dat waard? Want door zoveel te willen lever je veel in als je thuis bent, omdat je daar nog maar tot weinig komt als je doodop bent.’  

Bep: ‘Ik heb van Sanne geleerd de vraag ‘Moet ik dit nu doen?’ aan mijzelf te stellen. Met steeds de klemtoon op een ander woord: ‘Moet ik dit nu doen? Moet ik dit nu doen? Moet ik dit nu doen? Moet ik dit nu doen?’ Om steeds even stil te staan voor ik aan iets begin en te bedenken of ik niet over mijn eigen grenzen heen ga.’

Als Bep het verhaal van haar comeback vertelt, klinkt ze energiek en strijdlustig. ‘Het gaat weer heel goed,’ beaamt ze. ‘Mensen zeggen tegen mij dat ik zo ver ben gekomen op wilskracht. Maar zonder de medewerking van de bedrijfsarts, de teammanager, de chef van personeelszaken, mijn collega’s en de coach van NAH-Werktraject was ik niet zo ver gekomen. Maar ik ben er nog niet. Het is geen ramp als ik het niet haal, maar mijn allerlaatste doel is om terug te komen waar ik vandaan kwam: weer 36 uur per week werken.’

Op de reservebank door hersenletsel.. en dan?

Terugkeren naar eigen werk met hersenletsel is even zwaar als topsport. Onze gespecialiseerde coaching vergroot de kans op een succesvolle comeback enorm. Wij staan voor u klaar in heel Nederland.

0573 - 44 26 46
196