'Vroeger móest ik van mijzelf veertig uur per week werken. Ik had een enorme bewijsdrang, ik legde de lat hoger dan hoog. Mijn begeleidster heeft mij geleerd niet meer het ideaalbeeld van mij zelf na te jagen, maar van mijzelf uit te gaan, de realiteit te beseffen en eerlijk naar mijzelf te zijn. Daarom ben ik 21 uur per week gaan werken en dat doe ik ook veel beter gestructureerd dan vroeger. Als ik nu thuiskom, heb ik nog energie over om te sporten en om sociale dingen te doen. Ik heb weer een leven naast mijn baan, ik lééf weer!’
Aan het woord is Menno (41). Menno werkt al bijna twintig jaar bij de belastingdienst in Apeldoorn. De eerste tien jaar doet hij dat fulltime. Dat klinkt misschien niet heel bijzonder, maar Menno heeft al een weg vol hindernissen achter de rug als hij op zijn 21ste bij de belastingdienst begint.
Op zijn zestiende is er een tumor op zijn hersenstam ontdekt. Dat hij er niet aan is overleden of als een kasplantje is geëindigd, is volgens zijn artsen een wonder. Maar door de enorm hoge druk in zijn hersenen is er wel blijvend hersenletsel ontstaan. Naast het niet aangeboren hersenletsel heeft Menno onder meer problemen met zijn ogen, de vochthuishouding en zijn evenwichtsgevoel. Ondanks de beperkingen lukt het hem bijna tien jaar lang te werken alsof er niets aan de hand is.
Maar als zijn moeder overlijdt, gaat het mis. Het verdriet brengt hem uit balans en dat heeft zijn weerslag op zijn werk. Opeens lukt het niet meer om voortdurend op zijn tenen lopen. Zijn prestaties dalen, er ontstaan conflicten met collega’s en Menno verliest zijn verantwoordelijke functie als productieplanner. ’Ik ging klusjes doen die niemand anders wilde doen,’ zegt hij over het werk gedurende deze moeilijke periode.
Keerpunt
Het keerpunt komt als iemand van Professionals in NAH hem thuis gaat begeleiden. ‘Toen ik de begeleidster vertelde dat ik veertig uur per week werkte, keek ze me stomverbaasd aan. Ze legde me uit dat veertig uur werken voor mij met mijn hersenletsel veel te veel energie vergt. De begeleidster heeft tot mij door laten dringen dat het leven meer is dan alleen werken en dat ik ook energie moet overhouden voor de uren dat ik niet werk.’
Een volgende stap is het inschakelen van een coach van het NAH Werktraject. Dat wordt Luus. ‘Ik ontmoette een heel bijzondere man die heel erg perfectionistisch was,’ vertelt ze. ‘Iemand die steeds boven zijn kunnen bezig was. Het accepteren van zijn beperkingen was zijn grote gevecht. Ik legde hem uit dat als je de hoogste top wil bereiken, je uitgeput aankomt. Terwijl een Alpenweide ook heel mooi is, en als je daar aankomt, heb je nog energie over om ervan te genieten. Dat soort beeldende voorbeelden sprak hem aan.’
Capaciteiten en beperkingen
‘De boog kan niet constant gespannen staan. Dat heeft Luus mij steeds weer uitgelegd,’ vertelt Menno. ‘Zij heeft mij bewust gemaakt van mijn capaciteiten, maar ook van mijn beperkingen. Verder heeft zij mij geleerd om planmatig te werken. Vroeger kwam ik binnen en ging ik direct aan de slag. Daardoor was ik vaak al om tien uur ’s ochtends moe. Luus leerde mij bij binnenkomt eerst een kopje koffie met mijn collega’s te gaan drinken. Dan de computer aanzetten en de mails lezen. Dan stoppen en een plan voor de dag maken. Dan één taak tegelijk oppakken. Essentieel is dat ik ‘stop!’ tegen mijzelf durf te zeggen. Even terugkijken naar wat ik die dag al heb gedaan. Daar een goed gevoel over hebben: ‘Goed gedaan Menno!’. En de energie die dat oplevert gebruiken voor de volgende taak. En wat belangrijk is: tussen twee taken even ontladen. Even koffie naar m’n collega’s brengen, een praatje maken. Toen ik tegensputterde, legde ze me uit dat een band met je collega’s opbouwen ook bij het werk hoort.’
Luus overtuigt Menno’s manager van het belang van een eigen werkkamer. ‘Daardoor kan ik mij beter op mijn werk concentreren en komt er meer uit mijn handen.’
Daarnaast raadt zij Menno aan om iets over zijn hersenletsel aan collega’s uit zijn directe werkomgeving uit te leggen. ‘Dat hebben we samen gedaan,’ zegt Menno. ‘We hebben verteld hoeveel energie het hersenletsel mij kost. En hoe zij bepaalde dingen van mij moeten opvatten. Als er in de middag iets onverwachts gebeurt, bijvoorbeeld er komt iemand mijn kamer binnenstormen, dan heb ik door vermoeidheid minder de capaciteit om dat te verwerken dan in de ochtend. Dan kan ik heel kortaf reageren: ‘Nu even niet!’ Dat kan verkeerd overkomen en nu begrijpen mijn collega’s waar dat vandaan komt. Dat heeft absoluut heel erg geholpen.’
Dankbaarheid en waardering
Als Menno vertelt over zijn werk, valt op met hoeveel dankbaarheid en waardering hij spreekt over zijn collega’s en zijn manager. ‘Mijn manager gúnt mij dat ik mijn werk goed kan uitvoeren, mijn collega’s gúnnen mij dat ik goed kan functioneren. Mijn relatie met collega’s is enorm verbeterd, zelfs mensen uit andere teams behandelen mij nu als een collega uit hun team. Ik ga weer met plezier naar mijn werk. Dat is mede dankzij mijn collega’s, mijn manager, Luus - en dankzij het vertrouwen dat ik in mijzelf heb teruggekregen.’